Hoofdstuk 9
De vroege kerkvaders – wie waren zij en hoe hebben zij de weg van de kerk gevormd?
Er wordt gezegd dat “de vroege kerkvaders met passie werkten aan de verkondiging van het evangelie, de vaststelling van de christelijke leer en de formulering van de theologie…”.
Dit klinkt allemaal zo ‘ethel’ (nobel)…
Helaas zijn we geconditioneerd om niet duidelijk te lezen wat we lezen.
Lees aandachtig en denk na over wat dit werkelijk inhoudt…
“Ze werkten om de christelijke leer vast te stellen en theologie te formuleren.”
Wat zegt dit? Stop en denk na! In de gedachten van deze “vaders” moest de christelijke doctrine (leer) of theologie “gevestigd” worden. Vastgesteld betekent dat het nog niet bestond. Dus ZIJ moesten dat doen, niet God! Bovendien moesten ZIJ dit instellen en geaccepteerd en erkend of gevolgd worden door allen die hun ingestelde leer moesten geloven. Doctrine betekent onderwijzing. Dus krijgen we MENSELIJKE leer. Formuleren betekent; een gesystematiseerde verklaring van deze verzonnen theologie. In principe betekent deze ene regel: nieuwe leringen maken en ze vastleggen, vastleggen als een stel waarheden die door iedereen gevolgd moeten worden. Het impliceert ook dat de leer en theologie voor christenen op de een of andere manier nog niet bestond en dat deze vroege kerkvaders de taak hadden dit te creëren. Dit maakt hen tot Wet-makers goden.
Echter, heeft God niet al doctrine gegeven, leringen opgesteld?
Heeft God al niet een doctrine geformuleerd?
Was God zo onbekwaam en ontoereikend dat Hij het over het hoofd had gezien deze te geven voor hen die onder het Nieuwe Verbond vielen?
Maar als God de leer formuleerde, waarom dan iets nieuws maken, los van wat Hij al gaf? Heeft God genoeg gefaald voor de mensen om het recht te zetten?
Als Jezus de Zoon is waarin God tevreden is, dan is dat zeker omdat Jezus geen verloren of eigenzinnige zoon is; en dus is Zijn wil de wil van de Vader. Als de Jezus waarvan de theologen ons vertellen dat Hij ons bevrijd heeft van de wil van Zijn Vader, is dat dan niet een andere Jezus? Is hun Jezus niet eigenzinnig?
Heeft God dan een welbehagen in die Zoon?
In de ‘Mission Statements’ die alle kerken gemeen hebben, lezen we dat zij het Eerste/Oud Testament met zijn leerstellingen hadden verworpen en de theologie hadden geformuleerd met de leer hoe het Nieuwe Verbond te interpreteren met hun eigen nieuwe reglementen. Zij zagen Gods Wet als een Oude Wet, als louter aanvullingen. Zij vertellen ons dat God een mensenras koos dat hij niet kon temmen met zijn wet, dus gaf hij zijn zoon voor alle andere rassen en elk van die andere rassen zal God behagen door een kerk en haar wet te volgen. Gods inspanningen mislukken wanneer de mens van een bepaald ras in opstand komt. God kan dan alleen winnen door zijn Zoon te sturen die ook zijn wet afwijst via andere rassen die nooit onder de wet zijn geweest. Dat is wat de kerken leren. Alleen het Evangelie was waardig en zij noemden dat de “Nieuwe Wet”. Daarmee hadden zij geen rotsvaste theologische benen om op te staan, maar creëerden zij een zanderige, modderige brij van theorieën, waarvan er niet één klopte. Hoe kunnen deze van enige waarde zijn als ze zonder de Rots die God is en de Rots van zijn ware Zoon waren?
Gewoonlijk delen kerkhistorici de vroege kerkvaders in drie categorieën.
1. De apostolische vaders
De apostolische vaders, zoals Clement van Rome, kenden en leerden over het algemeen van de apostelen. Linus, genoemd in 2 Timotheüs 4:21, werd bisschop van Rome, nee, geen paus. Deze mannen zouden het dichtst bij de waarheid staan, maar laten we niet vergeten dat zij tijdgenoten waren van degenen met wie Paulus de spot dreef. Clement volgde Paulus op. We hebben geen geschriften van Linus, maar de geschriften van Clement zijn bewaard gebleven. Polycarpus, een andere apostolische vader, zou Johannes hebben gekend en gevolgd, die vermoedelijk rond het jaar 98 in Efeze is gestorven. De meeste apostolische vaders leefden en stierven in het eerste jaar honderd (eeuw) en de allereerste jaren van het tweede jaar honderd.
Apostolische vaders probeerden dezelfde evangelieboodschap te delen als de apostelen. Er wordt gezegd dat zij ijverig waren in evangelisatie, en de waarheid van het evangelie zorgvuldig bewaakten.
2. De Ante-Nicene vaders
Deze kerkleiders waren de eerste generatie mensen die niet echt nauwe banden hadden met mensen die Jezus kenden. Zij richtten zich op het bestrijden van valse leer en het verdedigen van wat bekend kwam te staan als het orthodoxe christendom. Zij beschermden de geschriften van de apostelen, waaronder de evangeliën. Onder deze leiders waren Irenaeus, Ignatius, Tertullianus en Justin Martyr. Zij leefden en onderwezen vanaf het begin van de tweede eeuw tot het Concilie van Nicea in 325 na Christus. Deze “vaders” hadden al de weg vrijgemaakt voor de kerkelijkheid door het te verdedigen van wat bekend kwam te staan als het orthodoxe christendom.
Tertullianus (145-220 na Christus) leek nog goed te begrijpen wie de ware Israëlieten waren, de Europeanen van ras, Israëlieten van de verstrooiing. Hij begreep ook dat degenen die in zijn tijd in de Jodenreligie bleven, toen meestal Edomieten waren. Het lijkt erop dat hij moest begrijpen dat alle ware Judahieten al tot het christendom waren bekeerd en dat velen van de verloren stammen zich hadden bekeerd terwijl hij leefde. Hij schreef dat Gods uitspraken aan Rebekka over de tweeling (Ezau en Jakob) in haar schoot (Genesis 25:23) op de volgende manier voor twee soorten mensen stonden: “Ezau, de oudere broer, vertegenwoordigt de Joden; en Jakob, de jongere broer, vertegenwoordigt de christenen.”
“En niet alleenlijk deze, maar ook Rebekka is daarvan een bewijs, als zij uit een bevrucht was, namelijk Izaäk, onzen vader. Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende; Zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal den mindere dienen. Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.” Romeinen 9:10-16.
Was Justin Martyr (100-165 AD) de kwestie aan het vergeestelijken in zijn tijd? Hij beweerde dat Christenen “het ware Israëlitische ras zijn.” Natuurlijk kan hij bedoeld hebben dat hij wist dat alleen Israëlieten voorbestemd zijn om volgelingen van de Christus te zijn. Hij geloofde dat zelfs degenen die vóór Christus leefden, verbonden met de logos in de vorm van Christus, in feite christenen waren. Dit betekent dat het Israëlieten christenen waren omdat alleen zij de Logos hadden. Hij leefde vóór Tertullianus, die geloofde dat de afstammelingen van Jakob de christenen werden, dus het is goed om aan te nemen dat Justin Martyr dit als een raciale aangelegenheid opvatte. Niettemin geloofde Justin Martyr in transsubstantiatie, een dwaas idee dat veel later door de katholieke kerk werd verankerd. Justin schreef: “ons is geleerd dat het voedsel waarover dank is gezegd door een woord van gebed dat van Hem is, waaruit ons bloed en vlees gevoed worden door transformatie, het vlees en bloed is van Jezus die vleesgeworden is.” Hij zegt, dat het hem geleerd is, maar niet uit de Bijbel! De verrotting was duidelijk ingetreden.
Van Origenes (185-253 na Christus) weten we dat hij het spoor bijster was.
Hij was de voorzitter van de theologische school in Alexandrië, Egypte (Egypte was in die tijd geen ras van bruine Arabieren maar van blanken met blond en of rood haar). Hij had grote invloed op de aanvaarding door de kerk van de allegorische, of vergeestelijkende, methode om de Bijbel te interpreteren, in tegenstelling tot de letterlijke, historisch-grammaticale methode van degenen die voor hem gingen. Deze methode stelde hem in staat te beweren dat het woord “Israël” in de Bijbel de kerk kan betekenen, en niet het nationale etnische Israël. Met andere woorden, vervangingstheologie. Dat was het belangrijkste zuurdesem van de Farizeeën die geloofden dat een goed geschoolde Niet-Israëliet eerder in Gods Koninkrijk was dan een ongeschoolde Israëliet. (Bewijs komt later).
Diezelfde kromme leer was ook het zuurdesem dat zo’n 1500 jaar later door de protestantse kerken tot verbondstheologie werd verheven. Alleen al het woord Spiritualiseren zou iedereen ziek moeten maken. Zo niet, dan betekent het dat men al in de een of andere vorm van spoken gelooft. Geest is een getranslitereerd Latijns woord, vertaald uit het Grieks “Pneuma”. In de meeste gevallen betekent dit in de bijbel gewoon van de geest, de macht van de geest, de kracht van het denken, de actieve gedachten, de drijvende kracht die motiveert. “Pneuma” is een van de meest misbruikte woorden in bijbelvertalingen. Van zo’n woord een bovennatuurlijk wezen maken zonder lichaam van vlees is gewoon heidendom. Dit betekent, dat Origenes een mysticus was, een heiden. De meeste mensen in kerken die geloven in geesten als levende, vleesloze wezens zijn zonder het te weten Mystici.
3. De Post-Nicene vaders
Tegen die tijd waren deze leiders, die na het Concilie van Nicea kwamen, ‘ver heen’, weg van het historische, weg naar het geestelijke. Alles kon worden uitgelegd als een geest-spook.
Hoewel zij ketterijen bestreden, ontwikkelden zij hun eigen theologie, gebouwd op de lagen van eerdere theologie. Door ketterijen te bestrijden, vochten zij met hun eigen ketterijen. Deze kerkleiders raakten enigszins verstrikt en verzand in ‘verborgen’ theologische argumenten en discussies. Hun denkwijze kan het best worden samengevat met een uitspraak van de Edomiet Donald Rumsfeld uit de twintigste eeuw: “Er zijn bekende onbekenden, dingen waarvan we weten dat we ze kennen; en er zijn bekende onbekenden, dingen waarvan we weten dat we ze niet kennen. Maar er zijn ook onbekende onbekenden, dingen waarvan we niet weten dat we ze niet weten.”
Briljant! Rumsfeld was blijkbaar een theoloog, niet alleen een minister van (vooruitgeschoven) defensie in de VS. Het was met datzelfde soort genialiteit dat de Post-Nicene vaders voortploeterden.
Let wel, zonder Gods wetten als basis, hadden zij geen Bijbelse benen om op te staan en vestigden en formuleerden zij een traditie van pure dwaasheid.
Tot deze leiders behoorden Augustinus, de bisschop van Hippo, die vaak de vader van de Rooms-Katholieke Kerk wordt genoemd; Chrysostom, “de gouden mond”; Eusebius, de schrijver van de kerkgeschiedenis vanaf Jezus’ geboorte tot aan het Concilie van Nicea; Hiëronymus, die het Nieuwe Testament uit het Grieks vertaalde naar de Latijnse Vulgaat, een verbastering die bedoeld was om de doelstellingen van de kerk te bevorderen in opdracht van een foute (perverse) bisschop van Rome, die al de titel Papa droeg (waarover later meer); en Ambrosius.
Dit is de tijd rond het Edict van Milaan waardoor de christenen niet langer onder de heidense Romeinse heerschappij stonden en waarbij Constantijn de bisschoppen loon betaalde en de heidense tempels overdroeg aan de kerken van die tijd. Dit is het kerktijdperk dat Pergamos wordt genoemd in Openbaring 2:13:
“Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas, Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont.”
Dit is de dageraad van de Katholieke Kerk en de tijd van Hiëronymus die de woorden van de Rabbijnen zocht in plaats van de woorden van de profeten namens de Papa, zoals we verderop zullen lezen. Dit was de tijd waarin Plato zuiverder werd geacht dan de profeten.
Augustinus (354-430 AD), “De uitspraak van Plato, de meest zuivere en heldere in alle filosofie, verstrooit de wolken van dwaling . . .” “Ik vond dat welke waarheid ik ook gelezen had [bij de Platonisten], deze [in de geschriften van Paulus] gepaard ging met de verheffing van uw genade.”
Eusebius (263-339 n.C.) “[Plato is] de enige Griek die het voorportaal van de (christelijke) waarheid heeft bereikt.”
Velen in die tijd probeerden die opkomende, onheilige macht van de kerk te weerstaan en betaalden daarvoor een flinke prijs. De “satan” in Openbaring 2:13 is een symbolische verwijzing naar degene die zich tegen deze “Antipas” verzet. De zetel van de satan is ook een verwijzing naar de heidense tempels van waaruit de wet van Rome werd uitgevaardigd onder het mom van de christelijke wet.
Wie is Antipas?
Hoewel William Miller (1782-1849) veel dingen fout had in zijn leer, lijkt het erop dat hij slechts één van een handvol was die het mysterie van “Antipas” ontrafelde. Miller begreep dat de Antipas van het kerkelijke tijdperk Pergamos vanaf 312 na Christus, niet degene kon zijn uit de kerkelijke traditie die zijn oorsprong vindt in de oosters-orthodoxe (katholieke) kerk, rond en na 1000 na Christus. Deze traditie schetst een fictief beeld van een zekere Antipas als een gemartelde bisschop in de tijd van Johannes van de Openbaring. Dit is duidelijk nep. Het is een voorstelling van Openbaring door Preterits, bedoeld om te verbergen dat de kerk degenen vervolgde die niet met hen meegingen.
Miller begreep dat deze Antipas symbolisch was en deel uitmaakte van de tijdgeest van hen die zich verzetten tegen het beest van het religieuze Rome. Hij studeerde hard en schreef het volgende (overgenomen uit zijn lezingen, Lezing 9, 1842);
“Antipas was een groep mannen die zich verzette tegen de macht van de bisschoppen en pausen. ‘Anti’ betekent tegengesteld (of in plaats van…ed) en ‘pas’ verwijst naar de ‘papa’s’ en zij ondergingen het martelaarschap in Constantinopel en Rome, waar bisschoppen en pausen macht begonnen uit te oefenen die spoedig daarna de koningen der aarde onderwierpen.”
“antipaus, in de rooms-katholieke kerk, iemand die zich verzet tegen de wettig gekozen bisschop van Rome, de pauselijke troon tracht te bemachtigen en daar tot op zekere hoogte materieel in slaagt.” Britannica
Degenen die zich aldus verzetten tegen de anti-pausen (Antipas) waren de pausen, waarnaar in dit vers ook wordt verwezen als zittend op satans zetel. Die zetel betekent een troon van heerschappij, de bijbel verwijst ook naar Mozes’ zetel, wat symbolisch betekent regeren met de wetten die Mozes gaf. De term “satan” is inderdaad zeer toepasselijk, want het occulte was de kerk binnengedrongen, nadat het de heidense tempels en de heidense Romeinse wet van Justinianus had geërfd. De pausen regeerden niet met de wet van God zoals die door Mozes was gegeven, maar doodden die wet en regeerden met de wetten uit de verduisterde harten van mensen zonder God, dus de zetel van satan.
Augustinus was meer dan een liefhebber van Plato, hij was een gnostisch occultist.
Augustinus, Origenes en zijn soortgenoten keken niet naar de zetel van Gods wet, maar naar de zetel van het occulte, die de bijbel de zetel van satan noemt.
Zij raadpleegden heidenen zoals de Masoretes en Griekse occultisten zoals Plato. Plato is de “clown” die de “Hemel-in-de-wolken” en de “Hel-beneden” doctrine gaf, evenals de “ziel” die leeft op leringen die voortkomen uit de Babylonische en Egyptische religies en het Pythagoreïsche systeem van de transmigratie van de ziel. Flavius Josephus, de Judeese historicus had het volgende te zeggen over deze kwestie: “Want terwijl jullie geloven dat de ziel geschapen is en toch onsterfelijk is gemaakt door God, volgens de leer van Plato…”. De Encyclopaedia Britannica vertelt ons dat deze ideeën “hun oorsprong vonden bij de oude Grieken en al vroeg in de christelijke theologie werden geïntroduceerd door de heilige Gregorius van Nyssa en de heilige Augustinus”.
“Het Platonisme maakt deel uit van de vitale structuur van de Christelijke theologie . . . . [Als mensen Plotinus zouden lezen, die zich inspande om het Platonisme te verzoenen met de Schrift, zouden zij de werkelijke continuïteit tussen de oude cultuur en de nieuwe religie beter begrijpen, en zouden zij zich kunnen realiseren dat het volstrekt onmogelijk is het Platonisme uit het Christendom te verwijderen zonder het Christendom in stukken te scheuren. Het Galilese Evangelie, zoals het uit de mond van Jezus kwam, was ongetwijfeld onaangetast door de Griekse filosofie … . Maar [het vroege christendom] werd vanaf het begin gevormd door een samenvloeiing van Joodse en Helleense religieuze ideeën.” (Nadruk toegevoegd) Dean Inge, hoogleraar goddelijkheid in Cambridge, Dean van St Paul’s Cathedral. Als de Dean Christelijke Theologie benoemt, denk ik dat het duidelijk moet zijn, kerkelijke theologie. Dit is niet het christendom van Jezus het is dat van “een andere Jezus” en is niet de “echte”.
Deze valse religie was niet alleen gebonden aan het katholicisme, het was wijdverspreid onder “de rest”. Het is geen wonder dat Jezus “de rest” het volgende heeft aangedaan.
“20 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die zich zelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten.
21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd.
22 Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar overspel bedrijven, in grote verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken.
23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.
24 Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatire zijn, zovelen, als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen;” Uit Openbaring Hoofdstuk 2.
Jezebel is een verwijzing naar de Moeder God aanbidding en Moeder Kerk, Moeder der hoeren.
Het gemarkeerde gedeelte in vers 23 kan ook worden verteld als: Wie leeft bij het zwaard (welke wet u ook verzint om naar te leven) zal sterven bij het zwaard (van uw eigen verzinsel).
Dus, zonder Gods wetten, begonnen de kerken hun eigen theorieën te maken, hun eigen theologie vanuit heidense wortels, met Augustinus als voornaamste in deze eigenzinnigheid.
In “De gnostici en hun invloed op Augustinus” lezen we:
“De gnostici werden grotendeels beïnvloed door het Neo-platonisme in de 1e tot 3e eeuw na Christus. De filosofie van Plato onderbouwde de meeste van hun fundamentele overtuigingen. Augustinus was ook beïnvloed door het Neo-platonisme; hij was aanvankelijk ook een Manicheeër, die, als streng gnostische sekte, aanzienlijk was beïnvloed door het gnosticisme. Tegen de tijd dat hij werd opgeroepen om de fundamentele waarheden van de katholieke kerk vast te stellen, was hij een christelijke mysticus.”
In de volgende eeuwen, vooral toen de christelijke apologetiek de Griekse filosofie begon te gebruiken om christelijke ideeën te verklaren, werd het neo-platonisme een invloed op het christelijke mystieke denken en de praktijk via auteurs als Augustinus van Hippo en Origenes. (Wikipedia “Christelijke mystiek”)
De grondlegger van de Latijnse christelijke mystiek is Augustinus, bisschop van Hippo (354-430).” (Encyclopaedia Britannica “Western Catholic Christianity”)
Opnieuw moet het duidelijk zijn dat zonder Gods wetten de kerken hun eigen theorieën begonnen te maken, hun eigen theologie die diep geworteld was in het heidendom.
Het Vrije Woordenboek heeft dit te zeggen over de betekenis van “Theologie” als hoofdpunt: “de studie van de aard van God en religieuze waarheid: rationeel onderzoek naar religieuze vraagstukken.”
Dus als zij de Wet zoals gegeven in het Oude Testament hadden verworpen, een Wet die God IS: “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God”. Johannes 1:1. …hoe kunnen zij van de kerk dan in hemelsnaam zijn natuur bestuderen als zijn natuur zijn wet is? En als zijn Zoon als zijn Vader is, hoe kunnen zij dan zijn zoon kennen?
Als de wet van de Vader de schoolmeester is voor de Zoon en zij de wet van de Vader afschaffen, hoe kunnen zij dan tot de Zoon komen? Galaten 3:24. De “zoon” die zij dan kennen is er een die zij naar hun eigen beeld hebben geschapen met behulp van een zelfverzonnen theologie, dus hebben zij een andere Jezus.
Op de een of andere manier werd voor zovelen die uit de staatsgodsdienst van Judea kwamen, het uitkomen daarvan opgevat als vrij zijn van Gods wet. Ongetwijfeld was er een sterk gevoel om vrij te zijn van “die” staatskerk en alles waar zij voor stond, inclusief haar wetten en rituelen. Helaas lijken velen die die kerk verlieten Gods wet gelijk te stellen aan de leerstellingen van de Farizeeën in de Judeese kerk.
Het gevolg was dat, ondanks de wonderen op de Pinksterdag, 33 na Christus, velen na die geweldige datum niet wilden begrijpen wat er aan het kruis genageld moest worden en in plaats daarvan de wet van God aan het kruis nagelden. Zelfs nu nog vertellen de kerken ons dat de wetten van God aan het kruis genageld werden, maar Paulus maakt heel duidelijk dat het de wetten van het vlees waren en niet de wetten van God die aan het kruis genageld moesten worden: “Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden.”. Gal. 5:24
Nogmaals, lees dat en laat het bezinken: “Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden.” Gal. 5:24
De reformatie was een enorme stap in de goede richting, maar nu zijn alle kerken de wedergeboorte vergeten en teruggekeerd naar de wegen van de kerk van Rome. Bewijs? Dit is het hedendaagse protestantse standpunt zoals geschetst door GotQuestions, “Het Griekse woord voor “aflossen” in de Bijbel is exagorazo. Het was een financiële term die verwees naar het proces van het kopen van de vrijheid van een slaaf. Wanneer een slaaf werd “verlost”, was hij of zij niet langer gebonden aan de regels en verwachtingen van een slavenleven. Verlost worden van de vloek van de wet betekent dus bevrijd worden van haar regels en voorschriften. Met andere woorden, zij die verlost zijn van de vloek van de wet zijn niet langer verplicht zich aan de geboden van de wet te houden, zoals de Israëlieten.”
Zo leggen de kerken het dus uit. Wij zijn verlost van de slavernij van Gods wet! Het spijt me, maar dit doet mijn bloed koken. Het is moeilijk om een christelijke kalmte te bewaren bij het lezen van zulke vuiligheid.
Nu het standpunt van de Bijbel over deze zaak
De Israëlieten werden in gevangenschap gehouden voor hun zonden, hun wetteloosheid. De Beestenrijken uit de geschiedenis waren hun slavenmeesters. Het is van deze vleselijke slavenmeesters en hun vleselijke manieren die passend werden vertegenwoordigd door de beestenrijken waarvan de Israëlieten werden verlost. Niet van Gods slavernij, maar van de slavernij van hun vlees, die overeenkwam met de slavernij van de mensenrijken!
De vloek van de wet waren de wetten tegen ons, ONZE vleeswetten. Onze ego was in opstand tegen Gods wet, vervloekt door de wet van het vlees. Je ego verkoopt je in slavernij, niet Gods wet. Zijn wet is volmaakt en bevrijdt ons van de vloek van de wet van het vlees. Is uw wet volmaakt? Die rebellie putte uit de wet van het vlees, die gekruisigd moest worden. Jezus’ vlees werd gekruisigd, niet de wil van zijn Vader. Wij kruisigen ons vlees dagelijks, maar de kerken zeggen dat we Gods wet dagelijks kruisigen door Jezus. GotQuestions is opgezet door een man met een graad in Bijbelse Studies van Calvary University, een graad in Christelijke Theologie van Calvary Theological Seminary, en een graad in Theologie van Dallas Theological Seminary. Dit zijn protestantse evangelische leercentra… of moet dat zijn, een conditionering. Hij gebruikt een Grieks woord, niet om Gods woord te bewijzen, maar de Theologische stellingname.
Door zich te ontdoen van de levengevende Wetten van God, hoe konden gelovigen dan een bolwerk zijn tegen de godsdienst van de Joden, als zij geen andere wet hadden dan de wetten (lusten en begeerten) van het vlees? Dus om een soort bolwerk te vormen tegen de Joodse godsdienst, werden veel christenen opgeroepen om te luisteren naar wetsovertredende theologen, en zij schaarden zich achter hen voor kracht en zekerheid. Zij werden door tegensprekers opgeroepen om “binnen te komen” in hun bijeenkomsten, om hun nieuwe kerken te modelleren naar de staatsreligieuze kerkstructuur van Judea die zij juist hadden achtergelaten.
“In de tijd van Paulus werden de vroege christelijke gemeenten door apostelen en ouderlingen geleid, de aangewezen functies voor de bisschoppen, ouderlingen en diakenen waren niet duidelijk ingedeeld. In de 1e en 2e eeuw werden de structuren echter geformaliseerd en gelegaliseerd. Dit kwam doordat velen die zich van het jodendom tot het christendom bekeerden, naar de synagogen bleven gaan.”
“…want christenen waren nog steeds gewone aanbidders in de synagoge.” Expositor’s Greek Testament.
Daarom, van de velen die zich tot het christendom bekeerden, die net uit de “Staatskerk van Judea” waren gestapt, vonden zij zichzelf zonder priester over hen. Zij waren baby’s die niet sterk genoeg waren in Gods waarheid om zich te behelpen onder Jezus, die zij niet meer konden zien. Zij durfden geen Koning en Priester onder Jezus te zijn, zoals Johannes van Openbaring zei dat het de geroepenen waren. Dit alles was een te grote geloofssprong voor hen. Zij waren geroepen om uit te komen, maar in plaats daarvan creëerden velen zelf gestructureerde kopieën van de Judeese staatskerk om in te komen. Schapen zijn graag bij kuddes.
In wezen voelden te veel vroege christenen zich veilig in “geformaliseerde en gelegaliseerde” structuren binnen hun eigen georganiseerde bijeenkomsten, die zij konden inzegenen en onder neo-rabbijnen konden stellen, genaamd: paters, herders, dominees. Hun merk van gestructureerde georganiseerde religie, die de concurrentie vormde voor de Judeese versie, kon hun plaatsen om binnen te komen niet ‘synagogen’ noemen. Als concurrentie hadden ze een ander woord nodig. Synagoge betekent; ontmoetingsplaats. Zij hadden een ander woord nodig dat hetzelfde betekende, dus kozen zij een alternatief Grieks woord, Kyriake.