Hoofdstuk 8
De vertalers hebben “Ecclesia” verkeerd vertaald als “Kerk”, maar het betekent niet kerk.
Het woord dat in de bovenstaande bijbelverzen, zoals “Echtgenoten, heb uw vrouwen lief, zoals ook Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgegeven”, in de Griekse tekst wordt vertaald als “Kerk” is Ekklesia, wat geen kerk betekent en dat is van belang.
Het woord Ecclesia betekent de “geroepenen”…van wat? Uit een kerk.
Ja van een kerk, destijds de staatskerk van Judea.
Misschien had een term als ‘geroepenen’ gebruikt kunnen worden in de meeste vertalingen, maar dat gebeurde niet.
De vertalers moeten toch geweten hebben dat het woord kerk de “geroepenen” betekende, of werden ze ertoe aangezet de tekst verkeerd te vertalen?
Ze waren immers niet dom of ongeleerd, ze moeten geweten hebben dat het woord “kerk” niet “de geroepenen” betekent. Kerk’ betekent eerder ‘de ingeroepenen’….
EKKLESIA
Ekklēsía, ἐκλησία: van ek, “uit en tot” en kaléō, “roepen” – mensen die uit het door de mens gemaakte politieke systeem worden geroepen en zo tot God worden geroepen.
De Griekse kopieën van het NT gebruikten niet het woord “kerk” dat in het Grieks “Kuriakon” is, in plaats daarvan lezen we ekklesia, en nooit kuriakon. Het woord ekklesia (Strong’s , Grieks # 1577) verwijst niet naar een gebouw of organisatie, maar naar “een roeping” (klesis) “uit” (ek) (Vine’s Complete Expository Dictionary, “Assembly”). Dat wil zeggen, de term die in de Griekse kopieën van het NT wordt gebruikt, verwijst naar een volk dat “naar buiten wordt geroepen”. Thayer’s Greek-English Lexocon of the NT, zegt dat ekklesia komt uit de woorden “(fr. Ekkletos uitgeroepen of voortgebracht, en dit fr. Ekkale); prop. Een bijeenkomst van burgers die uit hun huizen naar een openbare plaats worden geroepen; een vergadering….”. Thayer’s vermeldt ook dat ekklesia “in de Septuagint vaak gebruikt werd als equivalent van qahal, de vergadering van de Israëlieten, Rechters 21:8-1 Kronieken 29:1, enzovoort, meer nog, wanneer ze verzameld waren voor heilige doeleinden, Deuteronomium 31:30, (32:1); Jozua 8:35 (9:8), enzovoort; in het NT dus in Handelingen 7:38, Hebreeën 2:12…”. Tegenwoordig hoort men vaak predikanten een tegenstelling maken tussen de “Kerk” en Israël. In de Griekse afschriften van de Schrift worden beide ekklesia (supra) genoemd. Daarom wordt Israël in de King James Version op twee plaatsen “de Kerk” genoemd (Handelingen 7:38; Hebreeën 2:12). Sommige nieuwere versies zetten dit recht om in “Gemeente”, maar ze laten in andere delen van het nieuwe testament “kerk” staan. Dat is oneerlijk. Dat is een onderscheid maken waar de Schrift dat niet doet.
KERK
Oud-Engels cirice, circe “plaats van samenkomst apart gezet voor christelijke aanbidding; het lichaam van christelijke gelovigen, christenen collectief; kerkelijke autoriteit of macht,” van Proto-Germaans *kirika (bron ook van Oud-Saksisch kirika, Oud-Noors kirkja, Oud-Fries zerke, Middelnederlands kerke, Nederlands kerk, Oudhoogduits kirihha, Duits Kirche).
Dit is waarschijnlijk via een ongeregistreerd Gotisch woord ontleend aan het Griekse kyriake (oikia), kyriakon doma “het (huis) van de Heer,” van kyrios “heerser, heer,” van PIE (Proto Indo Europese) wortel *keue- “opzwellen” (“gezwollen,” vandaar “sterk, krachtig”). Interessant is dat ‘opzwellen’ ook het idee is van ‘binnenkomen’. Het opzwellen van de gelederen.
Het Griekse kyriakon (adj.) “van de Heer” werd sinds ca. 300 na Chr. gebruikt voor huizen van christelijke erediensten, meer nog in het Oosten, hoewel het in deze betekenis minder gebruikelijk was dan ekklesia of basilike. Een voorbeeld van de rechtstreekse Grieks-Germaanse overdracht van veel christelijke woorden, via de Goten waarschijnlijk gebruikt door West-Germaanse mensen in hun voorchristelijke periode.
Hoofdzakelijk betekent “Kerk” geroepen in een georganiseerd systeem (later meer details).
Maar de allereerste christenen waren de Ecclesia en kwamen nooit samen in kerken, in dat apostolische tijdperk kwamen zij bijeen in huizen en zelfs scholen.
“… En Hij zeide tot hen: Ziet, als gij in de stad zult gekomen zijn, zo zal u een mens ontmoeten, dragende een kruik waters; volgt hem in het huis, daar hij ingaat. En gij zult zeggen tot den huisvader van dat huis: De Meester zegt u: Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal? En hij zal u een grote toegeruste opperzaal wijzen, bereidt het aldaar.
…” Lucas 22:10-12.
“Toen keerden zij wederom naar Jeruzalem, van den berg, die genaamd wordt de Olijf berg, welke is nabij Jeruzalem, liggende van daar een sabbatsreize. En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus en Jakobus, en Johannes en Andréas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs en Mattheüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon Zelótes, en Judas, de broeder van Jakobus.” Handelingen 1:12-13.
Trouwens, waar kwamen de gelovigen op de Pinksterdag bijeen? In een bovenkamer van een huis. Het was de gewoonte om thuis gemeenschap te hebben.
“…En dagelijks eendrachtelijk in den tempel volhardende, en van huis tot huis brood brekende, aten zij te zamen met verheuging en eenvoudigheid des harten” Handelingen 2:46.
“Groet ook de Gemeente in hun huis. Groet Epénetus, mijn beminde, die de eersteling is van Achaje in Christus.” Rom 16:5.
Na het apostolische tijdperk begon de volgende generatie christenen kerken te stichten en binnen deze kerken kregen we bepaalde mannen die bekend werden als de Vroege Kerkvaders.
Uit ‘Christianity Today’ lezen we: “Tenzij beweringen over recente ontdekkingen van vroeg-christelijke ontmoetingsplaatsen worden bevestigd, is het vroegste gebouw dat met zekerheid voor christelijk gebruik is bestemd in Dura Europos aan de rivier de Eufraat in het oosten van Romeins Syrië. Het was een huis dat in christelijk bezit kwam en in de jaren 240 werd verbouwd. Twee kamers werden samengevoegd tot de vergaderzaal, en een andere kamer werd een doopkapel – de enige kamer met afbeeldingen. Dura werd verwoest door de Sassanische Perzen in 256…”
Israëlieten die christenen werden, werden opgeroepen om uit de staatskerk van Judea te komen, maar helaas alleen om opgeroepen te worden in nieuwe kerken die waren opgericht door ijdele overwinnaars.
Velen die zich bekeerden tot het geloof in Jezus bleven echter samen in synagogen aanbidden in deze gebouwen met hen die Jezus niet volgden. Als zodanig geloofden allen die in deze organisaties zaten dat deze ontmoetingsplaatsen heilige plaatsen waren. Zoals zovelen vandaag de dag die nieuwe waarheden hebben geleerd nog steeds elke week naar de kerken gaan waar zij altijd trouw naar toe zijn gegaan. Ook in Paulus’ tijd bleven velen die veel nieuwe waarheden in Christus leerden, in de synagogen samenkomen met die van de Joodse godsdienst (de staatsgodsdienst van Judea).
Om de religieuze term “Jood” volledig te begrijpen, is het het beste om naar dit voorbeeld te kijken… Zoals men naar de Kerk van Engeland gaat en een Anglicaan wordt genoemd, zo wordt men voor degenen die naar de staatskerk van Judea gaan, een Jood genoemd. Om dit duidelijk te maken stelt Paulus: zij van de “Judeese religie” of zoals de moderne vertalingen het zeggen, van de “Joodse religie”.
Deze term is verwarrend, hij impliceert een godsdienst die door God aan Joden is gegeven. Maar in de Griekse tekst staat zoiets niet. Er staat… Εν τω Ιουδαισμω, in het Jodendom. Het betekent de religie van Judea. Het betekent niet het Oude Testament. Dat is gewoon een veronderstelling die als feit wordt geloofd. Onderwezen als feit. Het is een mythe. Het betekent een staatsreligie.
“De uitdrukking is goed gekozen; en, zoals L’Enfant terecht opmerkt, wordt door de apostel niet de godsdienst bedoeld die oorspronkelijk door Mozes werd geleerd, en die in zijn geschriften en die van de profeten stond, maar, zoals blijkt uit het laatste deel van het volgende vers, die welke in die tijd onder de Joden werd gepraktiseerd, en die in hoge mate bestond uit het in acht nemen van de tradities der vaderen, en de geboden der mensen als zijn nationale godsdienstige toestand:” Benson Commentary en Meyer’s NT over dit hoofdstuk, gewoonweg Judaïsme.
Zij die uit de gemeenten van die staatsgodsdienst van Judea stapten, werden gezien als separatisten en een bedreiging voor de gevestigde orde. Deze stonden in de Bijbel bekend als de geroepenen, de Ecclesia, en hadden een ander middel nodig om samen te komen, vandaar de huisgemeente, waarvoor zij een flinke prijs betaalden.
“Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, en dezelve verwoestte;”. Gal 1:13
“En Saulus verwoestte de Gemeente, gaande in de huizen; en trekkende mannen en vrouwen, leverde hen over in de gevangenis.”. Handelingen 8:3
“Zie je Adam, je hebt het mis, het was de kerk die van God was, de verzen zeggen dat!” hoor ik sommigen zeggen. Lijkt zo te zijn. Echter…
We zien dat Saul de ‘kerk’ verwoestte door gelovigen uit hun huizen te slepen. Dit kan op twee manieren worden opgevat: A. dat kerkgangers, de gelovigen, werden opgepakt zodra ze thuis waren, of B. dat de gelovigen de kerk zijn en dat de samenkomst in huizen plaatsvond. Lijkt een klein puntje, maar naarmate we vorderen wordt voorschrift op voorschrift misplaatst, omdat het een grote leugen is. Het gebruik van het woord “kerk” maakt het punt onduidelijk, maar als het woord de “broeders” was, of de “geroepenen”, dan zou het duidelijker zijn dat hun gemeenschap geen kerk was. De Griekse tekst bevestigt dat het vertaald had moeten worden, de Broeders of Gemeenschap of de geroepenen en niet “kerk”. Het woord in het Grieks is Ecclesia. Er is een enorm verschil, zoals verderop zal blijken. Een betere vertaling zou zijn: Gal 1:13 “hebben de gemeenschap van God vervolgd” of de “broeders”. Hij vervolgde niet een kerk, Saul vervolgde gelovigen die de staatskerk van Judea verlieten en thuis gemeenschap hadden.
Inderdaad, Tyndale gebruikte het woord Kerk niet:
“Want gij hebt gehoord van mijn gesprekken in het verleden in de Joodse wegen, hoe ik de gemeente van God vervolgde en bespioneerde.”
Sommigen beweren dat de Nederlandse en Duitse vertalingen het beter doen met Gemeente/ Gemeinde, wat wel betekent gemeente, maar georganiseerd als kerk. Daarover later meer. Inderdaad, allen die in de Staatsgodsdienst van Judea waren, waren een Gemeente/Gemeente/Gemeinde.
Zij die uit deze staatsgodsdienst of Kerk-van-Judea of Judaïsme werden geroepen, werden de Ecclesia, de vergadering, de gemeenschap, de geroepenen genoemd…maar nooit ‘de kerk’ behalve door vertalers. (Het bewijs zal worden gegeven). Toch begonnen al in die eerste jaren leiderschapsstructuren met ‘paters’ aan het hoofd. Het idee alleen al om iemand te midden van een groep gelovigen of over een groep gelovigen “Vader” te noemen was in strijd met het woord van Jezus.
“Ook de begroetingen op de markten, en van de mensen genaamd te worden: Rabbi, Rabbi! Doch gij zult niet Rabbi genaamd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders. En gij zult niemand uw vader noemen op de aarde; want Eén is uw Vader, namelijk Die in de hemelen is. Noch zult gij meesters genoemd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus. Maar de meeste van u zal uw dienaar zijn. En wie zichzelven verhogen zal, die zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden.” Mattheüs 23:7-12
Let op het woord “zelfs”. Het is ingevoegd. “Zelfs” impliceert dat er ruimte kan zijn voor een ander. “Christus” is geen achternaam, maar een roeping. Het betekent, dat er geen menselijk gezag is over degene die gezalfd is, alleen God staat erboven. De vertalers hebben ruimte gelaten voor een vroege vader.
Dit was geen loze waarschuwing. Al snel waren er kerkvaders. Ze begonnen vaak als herders, maar binnen 200 jaar na de waarschuwing in Matteüs zou er kwaad en bittere rivaliteit tussen hen ontstaan. Wat uitmondde in een machtsgreep die leidde tot de Top-Hond-Vader… in het Latijn: de Papa…Paus.