Schriftuurlijke analyse
Zij die vasthouden aan de Kaïn-Satanische zaadlijn doctrine zijn ervan overtuigd dat de Schrift hun doctrine ondersteunt. Laten we daarom de verzen en de interpretatie onderzoeken die gebruikt worden om dit geloof te ondersteunen.
BOMEN IN EDEN
Eén argument dat gebruikt wordt ter ondersteuning van de Satanische zaadlijn doctrine betreft verwijzingen naar de bomen in de Hof van Eden. Er wordt gezegd dat de bomen in Eden mensen voorstellen, hetzij als gevallen engelen of als pre-Adamitische mensen. Deze mensen zouden Adam en Eva hebben verleid tot seksuele relaties. Om dit concept te ondersteunen, wordt verwezen naar andere verzen in de Schrift waar bomen figuurlijk worden gebruikt om mensen aan te duiden. Een voorbeeld is Ezechiël 31, waarin over Farao wordt gesproken als een “ceder in Libanon met mooie takken” (v.3). Er wordt ook gesproken over andere bomen:
De ceders in Gods hof konden hem niet verbergen; de sparren waren niet gelijk zijn takken, en de kastanjebomen waren niet gelijk zijn takken; en geen boom in Gods hof was hem gelijk in zijn schoonheid (Ezech. 31:8). Aan wie zijt gij dus gelijk in heerlijkheid en in grootheid onder de bomen van Eden? Toch zult gij met de bomen van Eden neergeworpen worden tot in de binnenste gedeelten der aarde (v. 18).
Ezechiël 31 is een allegorie waarin de grote ceder een beschrijving is van Farao of Egypte. De andere bomen zijn naties die Egypte benijd hadden, maar die nu de ceder van Egypte door God zullen zien omhakken. Het “Eden” of “hof van God” verwijst hier naar het Eden van Genesis 3, maar wordt hier gebruikt als symbool voor een staat of plaats van leven, vruchtbaarheid, luxe en comfort. Het staat in contrast met “de lagere delen van de aarde” of sheol, d.w.z. de hel of de put. De cederboom van Farao moest verplaatst worden van de staat of toestand van Eden naar de staat van sheol, naar Gods oordeel.
Ezechiël spreekt niet rechtstreeks of letterlijk over de hof van Eden die Adam en Eva bewoonden meer dan 3.000 jaar voordat hij deze woorden schreef. Toch is het waar dat bomen symbolisch kunnen worden gebruikt om te verwijzen naar mensen, of naar koningen en naties (vgl. Ezech. 27:5,6; Jes. 14:8,9).
Omdat de cederboom van Ezechiël 31 werd beschreven als een boom van grote schoonheid, wordt vervolgens gezegd dat deze boom in staat was Eva seksueel te verleiden. Steun voor deze seksuele daad is gebaseerd op Eva’s antwoord aan de slang met betrekking tot de boom van kennis van goed en kwaad:
En de vrouw zeide tot den slang: Wij mogen eten van de vrucht der bomen van den hof: Maar van de vrucht van de boom, die in het midden des hofs is, daarvan heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten, en die zult gij niet aanraken, anders zult gij sterven (Gen.3:2,3).
Er wordt gezegd dat het woord “aanraken” (#5060) een eufemisme is dat “met een vrouw vrijen” betekent. Als we dit woord opzoeken in Strong’s Hebrew Dictionary of Gesenius’ Hebrew Lexicon vinden we dat het kan betekenen: met een vrouw liggen. Er zijn echter een dozijn andere manieren waarop dit woord gebruikt kan worden, de meest voorkomende is het aanraken met de hand.
Als “aanraken” in Genesis 3:3 “liggen met een vrouw” betekent, en Eva raakte deze boom aan, dan moet zij gelegen hebben met een vrouw. Dit woord wordt in verschillende passages gebruikt om seksuele relaties met een vrouw aan te duiden. Maar degene die het aanraken doet (altijd een man) is degene die met de vrouw ligt. Dus als Eva de aanrakingen doet, dan moet zij seksuele relaties hebben met een vrouw. Dat zou in overeenstemming zijn met de manier waarop het woord wordt gebruikt als eufemisme voor een seksuele daad. Het woord “aanraken” wordt in Genesis 3:3 duidelijk niet als eufemisme gebruikt. Immers, waarom zou God zowel Adam als Eva vertellen om een vrouw niet aan te raken of met haar te liggen? Het woord aanraken betekent hier gewoon het aanraken met de hand, zoals wij het woord gewoonlijk gebruiken.