De Oostelijke Proto-Keltische (Abraham’s verwanten) rijken of Rijken vielen, niet omdat de niet-blanken zo machtig waren, maar eerder omdat de blanken dwazen waren. Zij vertrouwden op hun eigen verstand. Omdat zij Gods wetten niet kenden, hadden zij geen idee hoe te overleven in een wereld waar andere rassen hun “goden” gehoorzaamden. Omdat zij dachten dat heidense goden alle rassen sterker konden maken, bekeerden de blanken zich vaak tot de heidense goden. Een tijdje kunnen blanken op deze manier leven, maar het einde daarvan is altijd het graf. “De lippen van een vreemde (rasvreemde) vrouw vallen als een honingraat…maar haar einde is zo bitter als alsem, …haar voeten dalen af naar de dood, haar stappen nemen haar mee naar het graf. Opdat gij de weg des levens niet overdenkt, haar wegen zijn wankel, gij kunt ze niet kennen.” Spr 5:3-6. Snap je het? De Bijbel is geschreven aan Abrahams verwanten. God zegt dat blanken die zich verdiepen in de wegen (geloof en gewoonten) van niet-blanken altijd de dood tegemoet gaan, nooit begrijpen, niet in staat zijn de gekleurde rassen te begrijpen. God zou het moeten weten, Hij heeft alle dingen gemaakt.
Het was waarschijnlijk door de manier waarop Chaldea een smeltkroes werd, dat de meeste van Abrahams verwanten, de Proto-Kelten/Proto-Saksen, Gods heilige wetten hadden verlaten en dus migreerden zij allen als heidenen. Slechts enkele Chaldeeërs, zoals Abraham en enkele van zijn nakomelingen, hielden vast aan Gods Woord, zoals Jakob, de vader van de Israëlieten. Gods Woord was niet zelfs niet ter harte genomen door de meeste Israëlieten; het Woord begon zich pas serieus te verspreiden na de dood van Jezus Christus. Maar zelfs toen verspreidde het “woord” zich alleen westwaarts naar de Europese Proto-Kelten, en de verloren Israëlitische stammen die bestonden uit Kelten en Saksen. Paulus kreeg het verbod van de Heilige Geest om het woord in Asia te prediken (Handelingen 16:6).
Zonder Gods Woord, dat wetten bevatte die gemengde huwelijken en verdragen tussen verschillende rassen verboden, werden de oosterse blanken gemakkelijk bekeerd tot de filosofieën van de heidense niet-blanken met wie zij in contact kwamen. De meeste Tokharen werden Boeddhisten, andere Proto-Kelten volgden het Zoroastrisme. Elke groep slaagde er op die manier niet in de vrucht van het koninkrijk voort te brengen, een etno-staat gegrondvest op de wetten van God. Hoewel de heidenen bij tijd en wijle tegen de landen van Abrahams verwanten kwamen om hen te verdrijven, was de verwoesting van de landen reeds in “volle gang”. De binnenvallende horden waren slechts de ‘finishing touch’. De blanke landen waren vaak al multiraciaal voordat de horden van buitenaf de macht hadden om onze landen te verwoesten.
De ‘zwakte’ van apartheid, net als van het kastenstelsel, was dat het land geen etnostaat was, maar multiraciaal. Dat wil zeggen dat vele rassen in één land leefden, zij het opgesplitst in enclaves. De enclaves vormden geen belemmering voor interraciale transacties. Blanken gaven werk aan zwarten en zwarten kochten goederen en diensten van blanken. Deze “gemeenschap van gemak” is de opstap naar assimilatie. Het principe is: als je hen zo graag mag, kun je net zo goed met hen trouwen en naar bed gaan; dit moet niet worden opgevat als een zegen, maar als een vloek omdat je met twee maten meet. De volgende stap is dat de blanken de staart werden en zij, de kleurlingen, het hoofd. “De vreemdeling die in uw land is, zal zeer hoog boven u oprijzen en gij zult zeer laag afdalen.” Deut 28:43. Zo worden blanke naties van binnenuit verzwakt. Die kleurlingen zijn al dan niet willens en wetens vijfde colonnisten. Blanken leren uiteindelijk heidense cultuur, zoals we vandaag de dag zien, zoals zwarte muziek; Jazz, Blues, Reggae, Rock ’n Roll, Pop en ga zo maar door. Hun kinderen leren heidense dansen en verhalen op school. Zelfs kindershows zoals Play School en Sesamstraat zijn bezig de Saksen te hersenspoelen zodat ze denken als de Aarde-mensen; het ‘Volk van de Aarde’, de Bijbel noemt hen, ‘Het Beest van het Veld’. ‘Aarde-mensen’ is een term die zij zelf hebben bedacht, niet wij. Beest betekent in Bijbelse termen een geschapen wezen; het kan van toepassing zijn op dieren en mensachtigen, Le. de kleurlingen (niet-blanken). [Wat betreft vreemdelingen die binnenkomen en de macht overnemen, kijk naar de situatie in Fiji! Indianen proberen de macht over te nemen door het gewicht van hun aantallen, net zoals ze deden in Ceylon].
Dit is voor sommigen moeilijk te verkroppen, maar in Jona 3:8 staat duidelijk dat andere schepselen dan ‘de mens’ kunnen bidden, huilen, zich bekeren, kleding aantrekken, het kwaad begrijpen en handen hebben! Dieren hebben geen handen en geen van de bovenstaande dingen. We kunnen proberen dieren te trainen, maar dat betekent niet dat de dieren het kwaad begrijpen, berouw hebben, handen hebben en een van de bovenstaande dingen doen zonder onze hulp. “Maar laat mens en dier zich met rouwkleden bedekken en krachtig tot God roepen; ja, laat hen een ieder bekeren van zijn boze weg en van het geweld dat in hun handen is.” Jona 3:8. Dit vers verwees naar Assyrië, dat in Jona’s tijd duidelijk een multiraciale samenleving was. Zo’n samenleving assimileert en regeert dan blanken tot de blanke cultuur, dan worden blanken zelf opgeslokt. Het oude Hebreeuwse gezegde hiervoor is “een land dat zijn inwoners opeet” Numeri 13:30.
Het is God die ervoor zorgt dat de heidenen ons opslokken, maar als wij God gehoorzamen, zal Hij ons de macht geven om hen op te slokken, d.w.z. over hen te heersen, het hoofd te zijn, en hen dan te verdrijven “…Alleen, verzet u niet tegen de Heer, noch vreest gij het volk van het land, want zij zijn brood voor ons; hun verdediging is van hen overgebleven, en de Heer is met ons: VREEST HEN NIET…” Numeri 14:9. Helaas, net als Assyrië, (Etnisch lanceerplatform) maakten de Oostelijke Proto-kelten deals met de vivvr (vreemdeling). Zij wisten niet dat de wijsheid van Gods wegen beter is dan oorlogswapens. Ecc 9:18. Hun rijken waren uitgestrekt, doch hun gehoorzaamheid aan Gods aparthood-heilige wetten was slechts gering. Gods “afscherming” was aanstaande.
God gebruikt de heidenen om dit te doen. “(God) zal zijn vader zijn. Als hij mijn wetten overtreedt, zal ik hem kastijden met de roede der mensen en met de striemen van mensenkinderen.” 1 Sam 7:14. Zonder Abraham als hun verwant te kennen, hadden zij geen hoop om te overleven. Waar geen hoop is, is geen visie. En zo zouden bedriegers met een valse visie, zoals Asoka, ons Chaldische volk bedriegen tot in het graf.
Paulus zei in Romeinen 15:4 dat “al wat voordien geschreven is (d.w.z. in het Oude Testament), geschreven is tot lering voor ons, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop zouden hebben”. Deze belofte van “hoop” was niet voor iedereen, zij gold voor hen die Paulus noemde: Ons, Onzen of Wij. Wij’ wie? Wiens vader is Abraham de Chaldeeër? Romeinen 4:1 laat zien naar wie de ‘onze’ verwees, voor het aangesproken publiek was van Abraham “…dat Abraham onze vader…” Paulus zei dat het belangrijk is voor de nakomelingen van Abraham om de Schriften te kennen (70%-Wet) om hoop te hebben. Paulus begreep wat Jezus zei toen Hij Zijn discipelen opdroeg alleen de verloren schapen van Israël te zoeken. (Mattheüs 10:5-6) Daarom ging hij naar alle volken die van Israëlitische afkomst waren of van Proto-Israëlitische afkomst, zoals naar Romeinen, Galaten, Tessalonicenzen, Korinthiërs en Efeziërs. Slechts eenmaal werd een Ethiopiër genoemd, maar vergeet niet dat Noord-Afrika toen blank was, en deze man was naar Jeruzalem gegaan voor het Feest. Niemand anders dan een Israëliet zou weten van de noodzaak om naar Jeruzalem te gaan voor een feest. Paulus gebruikte “broeders” altijd in raciale zin, Le. verwanten of zij die genetisch met elkaar verbonden zijn, hij legt in Romeinen 9:3 uit dat met broeders zij worden bedoeld die zijn “bloedverwanten naar het vlees” zijn. “Zonder de Heilige Schrift en de daaruit voortvloeiende hoop, worden de Israëlieten en Proto-Israëlieten (Indo-Europeanen) door God op gelijke voet gesteld met alle niet-Indo-Europeanen.
Deze ‘gelijkheid’ met de gekleurde soorten betekende dat er niets zou zijn om hybridisatie tegen te houden, of niets om de Indo-Europeanen te beschermen tegen de aanvallen van de gekleurde soorten, zoals we al eerder hebben gezegd. Dit wordt bevestigd door Paulus, Efeziërs 2:11-12 “Daarom gedenkt, dat gij (de groep in kwestie. Israëlieten van de verstrooiing) in voorbije tijden heidenen (heidenen is een slechte vertaling, maar het betekent hier gerekend te worden als ‘louter volken’) waart in het vlees. …dat gij te dien tijde zonder Christus (zalving) waart, vreemdelingen zijnde uit het gemenebest Israël (zij werden als vreemdelingen uit Israël gerekend vanwege…)…geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld (orde).” Dit betekent dat hoewel mensen van de ‘juiste’ soort Israëliet of Proto-Israëliet (Indo-Europeaan), zonder God (‘met God zijn’ is Zijn wil doen) is er hoop, geen toekomst. Zonder Gods wetten zijn er alleen maar mensenwetten. Met de wetten van de mens glijden we af naar de gelijkheid met andere soorten mensen wier hoop niet onze hoop is. Wat goed is voor hen is slecht voor ons, wat goed is voor ons is slecht voor hen. Om hen in staat te stellen onze heerschappij over te nemen moeten wij de hoop verliezen; op wat? Op heerschappij met God, om te heersen met Christus. Als wij niet heersen, dan doen zij het.
Niet-Israëlieten houden van Universele Verzoening, een idee dat alle rassen met God verzoend zijn, gebaseerd op het verdraaien van de term ‘de hele schepping’: (Wij ‘ruilen’ geautoriseerde heerschappij in voor genocidale gelijkheid. Ons volk is geleerd voor deze leugen te vallen en geeft gretig heerschappij weg voor genocidale gelijkheid. “We hebben ons geboorterecht verkocht voor een schijnhemel, een aureool van tin en een harp die waarschijnlijk in China is gemaakt”. [een citaat van Pete Peters].
Een gedeelde heerschappij betekent dat zij niet alleen ons land, maar ook onze zonen en dochters met die van hen delen. Jezus zei: “Werp niet wat heilig is voor de honden” (Ezra 9:2). Asoka’s droom is dat elke hond zijn dag moet hebben. Tegenwoordig noemen we het de smeltkroes of multi-culturalisme. Voor een gemengde menigte is vermenging met andere soorten geen probleem. Maar voor een ongemengd volk betekent vermenging het einde van hun soort. Universele verzoening is de opstap naar genocide van de zuiveren (zoals de geschiedenis heeft uitgewezen). Israëlieten en Proto-Israëlieten hebben niets te verzoenen met niet-Israëlieten. Onze taak is om ons ALLEEN met God en Jezus te verzoenen. Dat was de ware betekenis van de dag der verzoening.
Wanneer onze Keltisch-Saksische, Abrahamitische verwanten zich met God verzoenen, dan worden wij niet langer gelijkgesteld met de vreemdelingen, maar geroepen om “vrijen te zijn met de heiligen, die behoren tot de huishouding (d.w.z. natie) van God”. Efeziërs 2:19. Dat, ja dat, is het koninkrijk der hemelen, een “Ethno-regio gegrondvest in Gods wil! Onze proto-Israëlitische, proto-Keltische, Indo-Europese verwanten van Parthië tot de Chinese Muur hebben dit nooit begrepen, nooit hoop gehad op het hemelse potentieel in hun land en zo verloren zij hun heerschappij en hun leven. Helaas hebben de Christelijke Rijken sinds 30 n. Chr., bestaande uit Kelten en Saksen (verloren Israëlieten), niets geleerd over overleven met God, voor God en door God, behalve voor een enkeling door de eeuwen heen. Hoewel elke christelijke rijk (heerschappij) begon te weten dat zij erfgenamen waren van de belofte, waren zij binnen een paar generaties het belang vergeten van het kennen van hun Israëlitische erfenis (komt deels doordat de volgende generatie in opstand komt en niet luistert naar de ouders, noch de tradities en cultuur van de ouders wil voortzetten). Zonder dit te weten, zoals we hebben gelezen uit Efeziërs, is er geen hoop. Dit is de reden waarom zo velen zich vandaag zo hopeloos voelen. God heeft ons volk vandaag niet volledig buitengesloten. De inbeslagneming is een tijdlang uitgesteld.
Dat komt omdat de kerken de tijd kregen om zich te bewijzen, omdat de kerken geloofden dat zij de vrucht van het koninkrijk konden voortbrengen. Maar in de door de kerk geleide kolonie na kolonie, van de Portugezen tot de Spanjaarden tot de Nederlanders en de Engelsen, slaagden allen er niet in etno-staten te stichten die gegrondvest waren op Gods wetten. Zuid-Amerika werd door God ontsloten. Hij gaf mannen als Cortez de macht om de heidenen te vernietigen. Maar de kerken kozen ervoor om te proberen hen te bekeren (wat in strijd is met Gods wetten) in plaats van hen te verdrijven. Nu is heel Zuid-Amerika en het Caribisch gebied als India en is verloren voor het koninkrijk en zijn kinderen, Abrahams verwanten.