Bestaat er een persoonlijke duivel?
Volgens de Bijbel bestaat er een persoonlijke duivel. Door dit te ontkennen zouden wij de Bijbel en de gehele christelijke traditie verwerpen. Wij geloven dan ook de Schrift, dat er één of meer persoonlijke duivel(s) bestaat(n). Het is alleen de vraag wie daarvoor moet worden aangewezen. Wij verschillen van de christelijke religie in het aanwijzen van de persoon van de duivel. Het gaat erom een juist beeld van hem te vormen, om hem te kunnen aanwijzen. Want hoe ziet hij eruit volgens de Bijbel? Wanneer wij uit de zeer vele afbeeldingen die door mensen van de duivel zijn gemaakt er één zouden moeten uitkiezen, is het aan onze smaak en willekeur wélke wij zullen kiezen. Dat moet voorkomen worden. Wij zullen ons dan ook richten op de vraag hoe de duivel er volgens de Bijbel uitziet, dan wel of hij door ons te identificeren is.
Wij zullen nagaan hoe de christelijke kerk aan het denkbeeld van een persoonlijke duivel is gekomen en waarop zij haar denkbeeld gefundeerd heeft, n.l. op de val van een hoofdengel.
De christelijke kerk heeft vanaf haar begin dualistisch gedacht, in tegenstellingen. Waar het om God als goede Geest gaat, stelde men daar een kwade geest tegenover, de duivel. Men geloofde in een onzienlijke God, die bestond uit een drie-in-een-persoon. Ook de duivel was volgens de christelijke kerk onzichtbaar, maar die zich wel kon manifesteren in afschrikwekkende mythologische gedaanten. Al het kwaad van deze wereld werd in de duivel geconcentreerd, nadat zij van hem een machtig wezen had gemaakt, die ooit tot de goede engelen zou hebben behoord. God was de volmaakt goede, de duivel de volmaaket kwade tegenpool. In de hemel zou ooit oorlog zijn ontstaan, waarna de duivel als draak eruit zou zijn geworpen, zie Openbaring 12, en de aarde tot zijn domein hebben genomen. De kerk beeldde engelen en duivel(s) af met grote vleugels, wat men waarschijnlijk uit oud Egypte heeft overgenomen. Uit de oude mysterie-religies heeft de kerk immers ook de processies, drieeenheid, ambtskleding (mijters) etc. overgenomen.
Merkwaardig is het gegeven dat de kerk in geen enkele grote belijdenis iets over de duivel heeft opgenomen.
Hoe verstaan wij de Bijbel?
Men kan de Bijbel op allerlei manieren lezen, en wie zal ons zeggen welke de enig juiste manier is? Om uit dit probleem te geraken heeft de vroege christelijke kerk getracht zoveel mogelijk eenheid te scheppen, door ketters en andersdenkenden uit te bannen, en door geloofsbelijdenissen op te stellen. De kerk beweerde -om geloofwaardig te zijn- dat zij door de heilige Geest werd geleid. Maar wie bewijst dat de kerkelijke aanspraken juist zijn? De theoloog, staatsman, filosoof en wetenschapper Swedenborg (1688-1722) zei eens dat hij in zijn leven duizenden malen engelen had gezien en met hen had gesproken, en dat deze engelen in niets verschilden van een aards mens. Ook had hij in zijn leven vele malen duivels gesproken, die zónder hoornen of mythologische gestalten waren. Tegen de engelen en duivels had Swedenborg in vertrouwen verteld dat de meerderheid der mensen op aarde in onwetendheid verkeerde over de omgang met engelen en duivels. Zij zeiden dat ze ervan af wisten en dat de oorzaak ervan was dat de aardse kerkelijke geleerden ooit een verkeerd denkbeeld over hen hadden verzonnen en dat de mensen hadden voorgehouden. Deze geleerden stelden dat de engelen geen gewoon lichaam hadden, maar een soort geesteslichaam met vleugels. En, zeiden de engelen en duivels, het is moeilijk vandaag de dag nog verandering te brengen in die foutieve zienswijze. De traditie is een ballast die de massa gewillig voortsleept. Wanneer u of ik aan de mensen zouden vertellen dat ook wij vele malen engelen en duivels hebben gezien, en dat wij met hen gesproken hebben, bestaat de mogelijkheid dat men ons met open mond zal aanstaren en de plaats waar wij staan tot bedevaartsoord zullen uitroepen (Lourdes). Wanneer wij echter zeggen niet te geloven in de kerkelijke voorstelling van de duivel, zal men ons voor ketters houden, die in de strikken van de duivel zijn gevallen. Immers, zo gelooft men, dat het satans machtigste troef is mensen te doen geloven dat hij niet bestaat.
De Bijbel maakt vele malen gebruik van gelijkenissen, mythen en symboliek. Mythen behoorden in die tijd tot de favoriete leermethoden. Daardoor moeten wij ons niet van de wijs laten brengen. Wanneer wij het sprookje van sneeuwwitje en de boze wolf lezen, weten we goed dat het hier niet om een waar gebeuren gaat, maar om een verzonnen verhaal, waarachter wel een zekere werkelijkheid kan schuilgaan. De vraag in de Bijbel is dan ook wáár de werkelijkheid ophoudt, en wáár het om mythen gaat. Zo kan men zich afvragen of de strijd van Michael in de hemel met de draak zich in werkelijkheid in de hemel afspeelt, of dat het een beschrijvende voorstelling is van innerlijke conflicten in de mens en zijn begeerten. Gaat het in de Bijbel om externe duivels, om of interne duivels? Gaat het om een heus hellevuur, of om onze brandende foutieve hartstocht? Gezien de vele gruweldaden die mensen begaan, de oorlogen en wanprestaties, etc. leven de mensen als duivelen door hun onmenselijk gedrag te tonen. In het visioen dat Johannes op Patmos zag, gaat het dan ook om de mensen op de aarde, die met elkaar zouden omgaan als wilde beesten, als duivelen. Het zijn de mensen als duivelen die de aarde in haar verwoestende greep houden. Dat is helaas het relaas der geschiedenis. De mens is de god dezer eeuw, de prins van de lucht, de machthebber van dit tijdperk, waar de ene mens over de andere heerst, tyranisseert, dwingt, zijn wil oplegt, moordt, demoniseert, etc. De mens voelt zich heer en meester over de aarde en de lucht, door gebruik te maken van moderne technieken, door de aarde uit te buiten, door het luchtruim te doorkruisen met allerlei vliegtuigen, die het luchtruim bevuilen (denk aan Chemtrails). Het zijn mensen die elkaar misleiden, vals voorlichten en om de tuin leiden met leugens en verkeerde voorstellingen. Het zijn de mensen die als briesende leeuwen tegen elkaar opstaan en elkaar zoeken te verslinden. De enige oplossing die de Bijbel ons geeft is, de duivel in onszelf en ook buiten ons te wederstaan, en hij zal van ons vlieden.