Inleiding
Het evangelie en de misleiding van het hedendaagse Christendom
De ‘Kerken’ en de evangelische wereld verkondigen het evangelie, maar verkondigen ze werkelijk HET evangelie? Weet men wel wat dit evangelie inhoudt? Daar wij menen dat wij nog nooit de Kerken en de evangelische wereld het evangelie van het Koninkrijk hebben horen prediken, kunnen wij gerust zeggen dat zij niet weten wat het ware evangelie behelst. Wat de kerk verkondigt is dat de Here Jezus voor de wereld is gestorven en dat een ieder die Hem aanneemt eeuwig zal leven. Dit betekent het evangelie zeer zeker niet, vanwege het feit dat de Here Jezus in eerste instantie voor het volk Israël is gekomen en dat Hij ons aanneemt en niet andersom. Wat HET evangelie dan werkelijk inhoudt vinden we in de brieven van Paulus.
Galaten 3:8 “En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham HET evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden.”
Evangelie betekent blijde boodschap. De blijde boodschap is dat in Abraham alle Israël volken gezegend (deze zijn ondertussen uitgegroeid tot een menigte van volkeren) worden Dat de Here Jezus gestorven is om met Zijn volk een Nieuw Verbond te kunnen sluiten vanwege de zonden, begaan onder het eerste verbond, is natuurlijk ook een blijde boodschap. Wat dit evangelie precies inhoudt wordt verder in deze brochure uitvoerig beschreven.
Door de gevestigde kerken wordt gesuggereerd dat Christus een totaal nieuwe godsdienst heeft gesticht. En op grond daarvan is er een filosofie ontstaan rond de figuur van Jezus de “Christus” welke losgemaakt is van Zijn oorspronkelijke taak als de Messias van Israël en nu als een algemene Jezus wordt voorgesteld. Rond deze algemene Jezus is in de loop van tweeduizend jaar een geweldige cultus ontstaan. Men moet wel van goeden huize komen om de misleiding van deze godsdienst – het zogenaamde christendom – te onderkennen.
Keizers, koningen en kerken hebben zich een eigen koninkrijk geformeerd op grond van een vals christendom waar geen plaats is voor de werkelijke Messias, Koning Jezus de Christus. Alleen Paulus kent het geheim van de Gezalfde Koning van Israël.
Paulus waarschuwt voor een vals evangelie!
Galaten 1:6-12 “Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, U een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt! Tracht ik thans mensen te winnen of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn. Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.”
Let goed op het volgende: in vers 2 zegt Paulus dat hij het evangelie aan de Galaten verkondigd heeft, en in vers 7 noemt hij dit het evangelie van Christus (de Messias /Gezalfde Koning van Israël, die kwam om Zijn Volk te verlossen). In vers 12 zegt hij dat hij dit evangelie zelf van Christus heeft ontvangen en in zijn verkondiging probeert hij geen mensen te behagen. Daartegen waarschuwt hij juist.
1. Er zijn mensen die het evangelie van Christus verdraaien, en dus geen evangelie verkondigen, want let op in vers 6 en 7 zegt Paulus dat ‘een ander’ evangelie gelijk is aan geen evangelie.
2. Zo’n verdraaid evangelie dient ertoe om mensen te behagen, en dit gaat hand in hand met het zoeken naar de gunst van de mens. Laten we dit vergelijken met 2 Timotheüs 4:3.
2 Timotheüs 4:3 “Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeen halen.”
3. Paulus spreekt een vervloeking uit over diegenen die zich schuldig maken aan de verkondiging van een verdraaid evangelie, en doet dit zelfs tweemaal. “Indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.”
Waarom? Omdat zij bekeerlingen maken, die niet de Jezus Christus van de Schrift hebben aangenomen, maar een andere Jezus, die hen is voorgesteld in dat andere evangelie. En in de ogen van God heeft zo’n persoon geen evangelie gehoord. Het grote gevaar hieraan verbonden is, dat de bekeerling zelf onbewust is van zijn dwaling en met grote vrijmoedigheid die Jezus die aan hem verkondigd is, zo ook navolgt. En wat is het gevolg en het eindresultaat?
Mattheüs 7:22-23 “Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.”
Let op: Zij zeggen: “Wij hebben in uw naam gearbeid”. Jezus zegt: “Gij werkers der wetteloosheid”. Dus deze mensen koesterden valse verwachtingen. Op de eerste plaats verwachtten zij het eeuwige leven, op grond van hun geloof, en ten tweede verwachtten zij loon op grond van toegewijde arbeid in Zijn Naam en dan moeten zij aanhoren: “Ik heb u nooit gekend, gij werkers der wetteloosheid.”
Dus hun geloof is het gevolg van een verkondiging van dat andere evangelie. Het heeft hun een andere Jezus gebracht, die hun niet het eeuwige leven gegeven heeft en zij hebben dat zelf nooit beseft.
Daarom zegt Paulus: “Indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!”
2 Korintiërs 11:4 “Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen dan verdraagt gij dat zeer wel.”
2 Johannes 9-11 “Een ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, (gezalfde Koning van Israël) heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken.”
Maar wat was dan de inhoud van Paulus’ boodschap? Het evangelie van Christus als enige en ware verkondiging.
Galaten 1:12“Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.”
Handelingen 26:22 “Als een getuige, die hulp van God heeft ontvangen tot op deze dag, sta ik dus hier voor klein en groot, zonder iets anders te zeggen dan wat de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zou.”
Paulus bouwt dus op het Oude Testament, meer nog, hij verkondigt het zonder iets anders te zeggen. Dus als hij spreekt over de Schriften, dan is dat alleen het Oude Testament. Iets anders had hij niet.
En wat is Petrus opvatting aangaande het Oude Testament?
2 Petrus 1:19 “En wij achten het profetisch woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.”
Met andere woorden; jullie moeten acht geven op de profetische Schriften totdat Jezus weerkomt. Ook Petrus legt nadruk op het Oude Testament. Het spreekt dus vanzelf, dat wij het Nieuwe Testament, dat toch bestaat uit de geschriften van Petrus en Paulus, niet kunnen losmaken van het Oude Testament. Juist deze apostelen geven een beter begrip door hun duidelijke toelichting vanuit het Oude Testament.
De volgende vraag duikt dan onwillekeurig op: Wij die geleerd hebben dat het Oude Testament alleen nog maar geschiedenis is, tijdgebonden en afgehandeld, verstaan wij dan wel het Nieuwe Testament goed? Dit is een ernstige vraag.
Het oude en nieuwe verbond
Wat behelst nu het begrip Nieuwe Testament of Nieuwe Verbond, wat een betere benaming is. Als wij trouw willen blijven aan ons uitgangspunt dat het Nieuwe Testament gegrond is op het Oude Testament, dan moeten wij het begrip VERBOND ook in het Oude Testament vinden. En tevens een verduidelijking van de inhoud ervan.
Jeremia 31:31-34 “Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.”
Let op: in vers 32 wordt het Nieuwe Verbond op het Oude Verbond bevestigd en wordt het ook weer met het Huis van Israël gesloten (dus geen kerk uit alle volkeren). En de wet wordt in hun binnenste gelegd, in hun harten geschreven, hun zonden zijn weggedaan. En zij (Israël) zullen allemaal de Here kennen van de kleinste tot de grootste. Wat is dan het verschil tussen het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond? Beide worden gemaakt met het HUIS ISRAËL. Daarin ligt geen verschil, maar de wet wordt nu niet meer op stenen tafelen aan hen gegeven, maar in hun harten geschreven.
Zo ontvangt nu het volk (Israël) de besnijdenis van hun hart, zoals de Here belooft in:
Deuteronomium 30:6 “En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here uw God liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft.”
Dit heeft de Here nu reeds gedaan aan een enkeling, maar binnenkort geldt dit voor Zijn gehele volk. Paulus schrijft aan de Filippenzen (3:2-3) in dit verband:
“Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis! Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.”
Paulus maakt hier een vergelijking tussen de besnijdenis van het vlees en die van het hart. Voor Paulus staat de besnijdenis zonder Christus gelijk met versnijdenis, terwijl op Jezus Christus vertrouwen en niet op het vlees gelijk staat met besnijdenis van het hart. Met andere woorden, degenen die het zoenoffer van Jezus hebben aanvaard, hebben reeds de beloften van God, namelijk de besnijdenis van het hart. We zien ook in het Nieuwe Verbond, dat het bloed van dieren voor de verzoening van de zonden van het volk niet meer nodig is, het bloed van het Lam van God volstaat en dat bedoelde Jezus ook in:
Mattheüs 26:28 “Want dit is het bloed van Mijn verbond dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
Hier openbaart Jezus aan de discipelen, dat Zijn bloed onder het Nieuwe Verbond moet vloeien voor de vergiffenis van zonden (eenmalig), waar voor hetzelfde doel onder het Oude Verbond jaarlijks het bloed van dieren werd vergoten.
Daarom zegt Hebreeën 7:22 terecht:
“In zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden.”
Hebreeën 9:13-15 “Want als reeds het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.”
Het Nieuwe Verbond betekent dus dat door Zijn bloed vergiffenis wordt geschonken aan Zijn volk (Israël), opdat zij allemaal hun God zouden kennen, zoals hij bedoeld had toen Hij hen riep.
Jeremia 31:34 “Want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen.”
De hoop van Israël
Handelingen 26:6-7: “En nu sta ik voor het gerecht om mijn hoop op de belofte, die door God aan onze vaderen gedaan is; welke onze twaalf stammen, door voortdurend nacht en dag God te vereren, hopen te bereiken. Om deze hoop o koning, word ik door Joden aangeklaagd.”
Paulus zegt dus: Ik verkondig de hoop van Israël en deze hoop is gegrond op de beloften aan de vaderen gedaan. God heeft die beloften aan de twaalf stammen gegeven, opdat zij Hem dag en nacht zullen dienen.
Dit is nu precies wat er staat in Jeremia 31:31-34. Dit is wat God bedoeld en beloofd heeft. Namelijk het ganse volk zal Hem kennen, een volk dat Hem dag en nacht zal dienen. Deze belofte is nog niet helemaal vervuld. Daarom moet de hoop erop blijven voortbestaan. De belofte van een geheel hersteld volk vindt u in de volgende Schriftplaatsen.
Ezechiël 36:24-28 “Ik zal u weghalen uit de volken en u bijeenvergaderen uit alle landen, en Ik zal u brengen naar uw eigen land Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn.”
Jesaja 54:13 “Al uw zonen zullen leerlingen des Heren zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn.”
Jesaja 60:21 “Uw volk zal geheel uit rechtvaardigen bestaan, voor altoos zullen zij het land bezitten: een scheut die Ik geplant heb, een werk mijner handen, tot mijn verheerlijking.”
Er wordt ons verteld dat door het zogenaamde genadeverbond God nu met alle volken en rassen een verbond heeft gemaakt, waaruit voortvloeit dat God voor zichzelf een nieuw Israël uit alle gelovigen heeft samengesteld. Dit vinden we nergens in de Bijbel. Deze gedachte is in het raamwerk van ‘een ander evangelie’ geplaatst. Zo heeft de kerk de plaats van Israël ingenomen. Paulus echter waarschuwt daar nu juist voor. Alleen Paulus verkondigt het ware evangelie. In het Nieuwe Verbond vinden we het wonder van Gods genade, omdat Hij het bloed van Zijn Zoon geeft voor de overtreding van Zijn volk Israël, zoals Hij dit lang van tevoren heeft gezegd.
God blijft handelen met Zijn volk Israël. Dit wordt bevestigd in het Nieuwe Testament, zoals we kunnen lezen in Hebreeën 8:8-12. Dezelfde woorden als van Jeremia 31:31-34. Laten we toch liever spreken van het Nieuwe Verbond dat God met Israël gemaakt heeft, dan van een genadeverbond met alle mensen en alle volken.
Maar was Paulus dan niet de apostel van de heidenen? Zegt hij dan niet telkens dat hij zich tot de heidenen wendt, omdat de joden niet willen geloven, al verkondigt hij op hetzelfde moment de hoop voor Israël en legt de nadruk op de wet en de profeten. Hoe moeten we zijn brieven begrijpen, die toch het grootste gedeelte van het Nieuwe Testament in beslag nemen. Hoe kan hij dan de hoop van Israël aan de heidenen verkondigen? Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden uit de Schrift.
De Wet
Handelingen 15:1-2 “En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden. En toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil.”
Deze personen stellen de besnijdenis boven het bloed van Jezus. En hierover maakt Paulus de volgende opmerking aan de Philippenzen:
Philippenzen. 3:2-3 “Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis! Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.”
Wie zijn de heidenen
Op de vergadering in Jeruzalem zijn onder anderen vertegenwoordigd Paulus en Barnabas die onder de heidenen gearbeid hebben, alsmede Petrus.
Handelingen 15:7 “En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven.”
Handelingen 15:12-17 “En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet.”
Volgens vers 15 stemden de woorden van de profeten overeen met de bekering van deze heidenen. Met andere woorden, de profeten hadden al lang voorspeld dat er een bekering van deze heidenen zou plaatsvinden. Welke profeten hebben dit gezegd.
Lees Amos 9:11-12: “Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, Opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de Here, die dit doet.”
De bekering van deze ‘heidenen’ is dus het oprichten van de vervallen hut van David. David en Salomo hebben beiden over de twaalf stammen van Israël geregeerd. Maar na de dood van Salomo heeft God het rijk in twee delen gespitst, namelijk het noordelijke rijk, dat bekend staat als het Huis van Israël (tien stammen) en het zuidelijke rijk, dat bekend staat als het Huis van Juda (twee stammen).
We moeten onthouden, dat deze scheuring van Davids rijk door God zelf is gedaan. We vinden de geschiedenis in 1 Koningen 11 en 12 opgetekend. We lezen dan over de vervallen hut van David. Zo zal deze scheuring van het rijk van David die van God is uitgegaan, ook weer door God worden hersteld. Het is dus Gods werk.
De mensen die tot dan toe tot bekering waren gekomen, de ‘heidenen’, waren dus geen heidenen in die zin, dat zij van buiten Israël waren. Zij waren juist Israëlieten die behoorden tot de vervallen hut van David. Maar, zal men zeggen, Gods volk bestond toch nooit uit heidenen? Waar komen deze heidenen dan vandaan waar het Nieuwe Testament van spreekt?
We lezen Hosea 1:2:“Het begin van het spreken des Heren door Hosea. De Here zeide tot Hosea: Ga heen, neem u een ontuchtige vrouw en kinderen uit een ontuchtige geboren, want het land wendt zich in schandelijke ontucht van de Here af.”
De Here God wil hier de verhouding tussen Hem en Israël vergelijken met een huwelijk tussen Hosea en de ontuchtige vrouw, omdat Gods vrouw (Israël) ook overspel bedreven heeft met de goden van andere volken, door deze te aanbidden.
We lezen vers 6: “Zij werd wederom zwanger en baarde een dochter; Hij zeide tot hem: Noem haar Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer over het huis Israëls ontfermen, dat Ik hun iets vergeven zou.”
Vers 8 en 9: “Nadat zij Lo-Ruchama gespeend had, werd zij zwanger en baarde een zoon. Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn”.
De namen van deze twee kinderen Lo-Ruchama en Lo-Ammi betekenen respectievelijk: “Gij zijt mijn volk niet” en “Want Ik zal mij voortaan niet meer over u ontfermen.”
We lezen vers 10: “Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet, zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God.”
De beloften aan abraham gedaan vergeet God niet, die blijven overeind staan.
Hosea 1:11; 12:1 “Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, een hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreel….Zegt tot uw broeders: Ammi, en tot uw zusters: Ruchama.”
Hoe worden zij kinderen van de levende God? Alleen door geloof en aanneming van Jezus Christus de Koning van Israël, als hun persoonlijke verlosser. De vervreemde mensen, deze Lo-Ammi, zullen in een later stadium kinderen van de levende God worden, dus weer verzoend worden met hun god, de Here Jezus Christus. Dus deze Lo-Ammi toestand zal alleen voor een bepaalde tijd zijn.
Het tien stammen-rijk of Huis van Israël wordt nu ‘niet-mijn-volk’ en omdat zij niet langer Gods volk zijn is heidendom niet meer veraf. Zij worden door de Judastam tot onbesnedenen gerekend en ook zo genoemd. Als we dit bijbelgedeelte over het Israël-volk niet kennen, als we de kennis van Gods woord niet hebben, dan zullen wij nooit het Nieuwe Testament begrijpen.
Paulus en de hoop voor Israël
Handelingen 28:20 “Daarom heb ik verzocht u te zien en toe te spreken, want om de hoop van Israël draag ik deze keten.”
Paulus zegt dat hij de hoop van Israël verkondigt. Hij werd vervolgd niet omdat hij Jezus verkondigde, maar omdat hij zich juist tot de verloren en verheidenste stammen van Israël begeven had om hen te gaan vertellen, dat de hoop die zij mogen hebben volgens Gods beloften, nu in Jezus vervuld is en dit wilden de joden verhoeden. Zo óók de kerken van vandaag, die al de beloften voor Israël zichzelf hebben toebedeeld. De joden (Edom) hebben de Messias verworpen, maar willen wel de beloften inpalmen. Dit optreden onder de joden is wijd verbreid. Door vermenging van het Huis Juda met het nageslacht van Ezau, de Edomieten en andere volken, die in wezen vijanden van Israël zijn, zijn de Joden ver van hun God afgeweken. De bijbel geeft hierover duidelijke aanwijzingen.
Lees Ezechiël 11:15-20 “Mensenkind, het zijn uw broeders, uw broeders, uw verwanten en het ganse huis Israëls in zijn geheel, tot wie de inwoners van Jeruzalem zeggen: blijft verre van de Here, aan ons is dit land in bezit gegeven. Daarom spreek: zo zegt de Here Here: hoewel Ik hen weggedreven heb onder de volken en in de landen heb verstrooid, zodat Ik hun slechts weinig ten heiligdom geweest ben in de landen waar zij gekomen zijn, daarom spreek: zo zegt de Here Here: Ik zal u vergaderen uit de volken en u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israël geven; zij zullen daar komen en daaruit verwijderen al zijn afschuwelijkheden en al zijn gruwelen; Ik zal hun een hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven, opdat zij naar mijn inzettingen zullen wandelen en naarstig mijn verordeningen onderhouden; zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn.”
Ezechiël heeft de naijver tussen beide huizen beschreven en voorspeld. Daarom zegt Paulus terecht dat de joden hem vervolgen omdat hij de hoop van Israël verkondigt. Laten we eens kijken wie die Romeinen nu eigenlijk waren.
Romeinen 1:1-7:“Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften – aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus onze Here – door wie wij genade en het apostelschap ontvangen hebben om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder al de heidenen, (tien stammen) tot welke ook gij behoort, geroepenen van Jezus Christus – aan alle geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn: genade zij u en vrede van God, Onze Vader, en van de Here Jezus Christus.”
Deze eerste zeven verzen zoals ze in de N.B.G.-vertaling staan, zijn niet alleen een opschrift en zegengroet. In deze zeven verzen ligt een diepe waarheid verscholen dat gelijk aan het begin van de ‘Brief van Paulus aan de Romeinen’ op zijn juiste waarde moet worden geschat. Het is goed ons te realiseren dat deze woorden geschreven zijn onder inspiratie van de Heilige Geest. Wij kunnen nooit zomaar de Bijbel openmaken en gaan lezen, we moeten altijd eerst aan de Heer vragen ons verstand te verlichten door de Heilige Geest, zodat wij werkelijk begrijpen wat er staat. Wij kunnen uit onszelf nooit de woorden die Paulus aan de Romeinen schrijft vatten zonder de hulp en raad van God en de kracht van de Heilige Geest!
Tevens moet men goed onthouden, dat Paulus die deze brief geschreven heeft, de gehele achtergrond van het Oude Testament in gedachten had. Hij is gegaan om deze verloren of moeten wij zeggen verborgen schapen van het Huis van Israël te gaan zoeken, in opdracht van de opgestane Messias van Israël, die hij op een machtige wijze ontmoette op de weg naar Damascus. Deze man Paulus was al voor zijn bekering zeer goed onderlegd en doordrongen van het Woord van God. Hij was een farizeeër – gezeten aan de voeten van Gamaliël – de grootste leraar van die tijd. Paulus en Petrus, of andere Nieuwe Testament schrijvers hebben het niet zo gedaan dan zo vele van onze predikers van vandaag, namelijk het Oude Testament als afgedaan terzijde schuiven door het Nieuwe Testament als belangrijker te beschouwen, om zo eigen visie en leringen op te bouwen uit wat zij daarin lezen. Het is namelijk onmogelijk om de boodschap van het Nieuwe Testament te begrijpen als men niet de gehele achtergrond en volheid van het Oude Testament gedurig in het vizier heeft. Daarom is het belangrijk bij het eerste vers al te lezen wat er werkelijk staat met de kennis van het Oude Testament in gedachten. “Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot de verkondiging van het evangelie van God”. Wij kunnen ons afvragen wat Paulus met zijn formidabele achtergrond nu bedoeld heeft met het evangelie van God?
Wij weten dat evangelie “Blijde Boodschap” of “Goed Nieuws” betekent. Een blijde boodschap van wat en aan wie? Onmiddellijk moeten wij de strekking van de uitspraken van de profeten in onze gedachten hebben, want die profeten hebben meer gezegd aangaande de wederkomst van de Here Jezus dan wij in het Nieuwe Testament zullen lezen. Met andere woorden, er staat meer in het Oude Testament omtrent de wederkomst van de Here Jezus, dan in het Nieuwe Testament.
Is de wederkomst van de Here Jezus en alles wat daarmee in verband staat, nu niet het goede nieuws voor alle mensen? Er is immers geen andere hoop voor deze wereld, dan de wederkomst van de Here Jezus! Wanneer we nu hierover in de profeten lezen, dan zien wij dat die wederkomst niet kan worden losgemaakt van Gods beloften aan Israël.
De Here Jezus komt – volgens de profeten en het Nieuwe Testament bevestigt dit – om Israël te verzamelen, hen een nieuw hart te geven, hen te vervullen met de Heilige Geest, Israël te constitueren als Zijn Koninkrijk op aarde, met Jeruzalem als hoofdstad. Hij zelf zal als Koning over hen regeren.
Het evangelie van God is, zoals Paulus zegt, de blijde boodschap van het Godsplan in zijn geheel, waarvan Jezus Christus het middelpunt is, als de Koning van Zijn volk. Dit zien we ook onmiddellijk in Romeinen 1:2 “Dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften.”
Wij kunnen nu opzoeken wat de profeten in de heilige Schriften hebben gezegd en bedenken dat Paulus hier parate kennis van had. Het gehele onderzoek en het begrijpen van de brieven van Paulus aan de Romeinen en anderen, moet aan onze gedachten hierover ten grondslag liggen. U moet eens opletten hoeveel keer Paulus hen er aan herinnert hoe God tot hun vaderen gesproken heeft. En ook hoe hij telkens weer naar het Oude Testament verwijst. Hij kon moeilijk anders, er was immers nog geen Nieuw Testament. In de verzen 1 tot 4 van Romeinen 1 wordt het blijde nieuws beschreven dat tevoren door Zijn profeten beloofd was in de Heilige Schriften. Dit sluit juist zo goed aan bij het Nieuwe Verbond van Jeremia 31. Het blijde nieuws dat hun zonden vergeven zullen worden. En dat het gehele volk God zal kennen.
Paulus gebruikt de term “onder al de heidenen, tot welke ook gij behoort”. Daarna noemt hij hen heiligen, alleen Israël was Gods heilig volk.
Exodus 19:6:“En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk.”
Wie waren de geroepen heiligen
U zult het antwoord in de Schriften vinden en wel in het Oude Testament. Als wij de geschiedenis van Gods volk nagaan, dan lezen wij dat God Abraham roept uit Ur der Chaldeeën (Mesopotanië). Uit hem en Sara bouwde God een volk met een doel, namelijk om getuige te zijn voor Zijn Naam. Om in een wereld van afgoderij en veelgoderij door hun manier van leven te getuigen en als het ware te demonstreren wie de ware God is. Deze ware God was de God van Israël en niet de God van de andere naties. Ook in het Nieuwe Testament wordt God de God van Israël genoemd: Mattheüs 1:21. Lucas 1:68; Handelingen 13:17.
Mattheüs 1:21 “Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.”
Lucas 1:68 “Geloofd zij de Here, de God van Israël, want Hij heeft omgezien naar Zijn volk en heeft het verlossing gebracht”.
Handelingen 13:17 “De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren en het volk verhoogd, toen zij bijwoners waren in het land Egypte, en Hij heeft hen met hoge arm daaruit gevoerd.”
Het boek Handelingen is geschreven na de kruisiging. Maar er zijn nog meer plaatsen waar dit wordt gezegd. God heeft voor zichzelf een volk uitgekozen. Hij heeft het geformeerd.
Jesaja 43:1 “Maar nu zo zegt de Here, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn.”
In Deuteronomium vindt u dat God Israël gemaakt heeft.
Deuteronomium 32:6 “Vergeldt gij op deze wijze de Here, gij dwaas en onwijs volk? Is Hij niet uw Vader, die u geschapen heeft, die u gemaakt heeft en toebereid?”
Wanneer u de volgende passages leest zult u zien met welk doel God hen heeft geformeerd.
Jesaja 43:10-12 “Gij zijt, luidt het woord des Heren, mijn getuigen, en mijn knecht, die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben de Here en buiten Mij is er geen Verlosser. Ik heb verkondigd, verlost en doen horen, en ben geen vreemde onder u; gij toch zijt mijn getuigen. luidt het woord des Heren, en Ik ben God.”
Jesaja 43:20-21 “Het gedierte des velds zal Mij eren, jakhalzen en struisen, want Ik geef water in de woestijn, rivieren in de wildernis om mijn uitverkoren volk te drenken. Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal mijn lof verkondigen.”
Jesaja 61:9 “En hun nageslacht zal onder de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden der natiën; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de Here gezegend heeft”.
Deuteronomium 28:8 “De Here zal over u de zegen gebieden in uw schuren en in alles wat gij onderneemt; Hij zal u zegenen in het land dat de Here, uw God, u geven zal.”
Deuteronomium 28:10 “Dan zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des Heren over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u vrezen.”
Ze moesten Gods getuigen zijn en zijn lof verkondigen. God roept nu ook Zijn Naam uit over Israël en op deze wijze verbindt Hij zich aan dit volk.
Numeri 6:23-24 “De Here zegene u en behoede u; de Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen.”
Dit moet u toch wel erg bekend in de oren klinken, ja want dit is de zegen die Aäron aan Israël moest geven. En Israël is het enige volk op aarde waarover Gods Naam is uitgeroepen.
Lees Deuteronomium 28:2-10; Kronieken 7:14; Jeremia 14:9. Hierin leest u dat alleen Israël verbonden is aan de Naam van God. Lees Openbaring 2:9. Hier ziet u dat er mensen zijn die zeggen het volk van God te zijn maar ze liegen, en God beschouwt dit als laster. Wij moeten erg voorzichtig zijn om de naam van God op een volk te leggen. Want Gods Naam is niet over alle mensen uitgesproken. Wanneer God Zijn Volk uitkiest geeft Hij hun bevel zich niet met andere volken te vermengen zij moeten afgezonderd blijven. Afgezonderd van de wereld en toegewijd aan God. Want dit houdt ook het woord heilig = apart in.
Deuteronomium 7:2-7:“Gij zult met hen geen verbond sluiten en hun geen genade verlenen. Gij zult u ook met hen niet verzwageren; uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen.”
“Want gij zijt een volk, dat de Here uw God heilig is; u heeft de Here uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om Zijn eigen volk te zijn.”
Deuteronomium 28:9; Deuteronomium 14:2,21; Jesaja 66:12; Daniël 7:13,14,18,21-22,27. Juist in Daniël wordt gesproken over de Heiligen van de Allerhoogste, een apart volk voor God. Alleen aan Israël wordt medeheerschappij met Jezus beloofd. Vergelijk Micha 7:14; Numeri 23:9; Deuteronomium 33:28.
Micha 7:14 “Weid uw volk met uw staf, de schapen van uw erfdeel, die eenzaam wonen in een woud, te midden van een vruchtbare landouw. Laat hen weiden in Basan en in Gilead, als in de dagen van ouds.”
Numeri 23:9 “Want van der rotsen top zie ik hem, van de heuvelen aanschouw ik hem. Zie een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent.”
Deuteronomium 33:28 “Daarom woonde Israël veilig en bleef de bron van Jakob ongestoord in een land van koren en most; ja zijn hemel sprenkelt dauw.”
Let op het woord afzondering, wat alleen betrekking heeft op Israël. Want zij waren de afgezonderden, het heilige volk. Dit is ook de enige uitverkiezing die de Schrift kent, namelijk de uitverkiezing van een gans volk, hetwelk God zelf heeft afgezonderd met het doel Zijn getuigen te zijn en Zijn grootheid onder de naties te verkondigen, die tot op heden leven onder veel afgoderij.
U moet goed bedenken dat hier niet wordt gesproken van een gered volk, want daarom moest de Koning van Israël, Jezus Christus nu juist sterven, opdat zij door Zijn offer met God verzoend konden worden. Zo kon Hij het Nieuwe Verbond tot stand brengen.
Het Nieuwe Verbond dat alleen met Israël gesloten werd. U vindt telkens de begrippen heilige, uitverkoren personen. Dit betekent niet dat zij reeds zijn wedergeboren, het heeft alleen betrekking op hun apart gezet zijn als volk van God. Alleen in het Oude Testament vindt u deze benaming voor Israël.
In Titus 1:1-2 zegt Paulus dat het zijn opdracht is de uitverkorenen te leiden tot het eeuwige leven. Deze uitverkorenen waren toen nog niet gelovig, want hij moest hen tot het geloof leiden.
“Paulus, een dienstknecht van God, een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der UITVERKORENEN GODS en de erkentenis van de waarheid, die naar de godsvrucht is, in de hoop des eeuwigen levens, dat God, die niet liegt, voor eeuwige tijden beloofd heeft, terwijl Hij te zijner tijd zijn woord heeft openbaar gemaakt in de verkondiging.”
Lees in dit verband Efeziërs 1:1 “Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die te Efeze zijn.”
Heilig = apart gesteld. Dus als wij in het Nieuwe Testament het woord ‘heiligen’ vinden dan verwijst dit naar het heilige volk, afgezonderd door God in het Oude Testament.
Laten we Romeinen 4:1 en 9:10 eens lezen waar Paulus spreekt over onze vader Isaäk. Dus deze Romeinen moesten van Israël zijn.
“Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze voorvader naar het vlees, verkregen heeft?”
“Maar dit niet alleen; daar is ook Rebekka, bevrucht van één man, onze vader Isaäk.”
Dus deze Romeinen waren niet op grond van hun geloof kinderen van Abraham, zij waren kinderen naar het vlees, in de lijn van Isaäk.
Romeinen 9:22 “En als God nu zijn toorn willende tonen en zijn kracht bekend maken, de voorwerpen des toorns, die ten verderve toebereid waren, met veel lankmoedigheid verdragen heeft.”
In de vorige verzen behandelt Paulus Ezau, die door God gehaat werd en ook zijn nageslacht en het nageslacht van Jakob dat Hij liefheeft. We lezen dus in vers 22 dat er voorwerpen zijn die tot toorn en verderf zijn bestemd. Hij spreekt over het nageslacht van Ezau.
lees nu vers 23 “Juist om de rijkdom zijner heerlijkheid bekend te maken, over de voorwerpen van ontferming die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid?”
Hier spreekt God van het nageslacht van Jakob, het volk Israël (de tien stammen). In vers 24 spreekt Paulus nog steeds over barmhartigheid die God heeft over Israël (de tien stammen), zij waren niet meer Zijn volk. Zie Hosea 1:10. Zo komen we dan weer terug bij Hosea.
De Romeinen die tot bekering zijn gekomen waren dus dezelfde mensen waartegen Hosea gezegd heeft: Er komt een tijd dat God zich weer over hen zal ontfermen en dat zij kinderen van de levende God genoemd zouden worden.
Vers 24 “En dat zijn wij, die Hij geroepen heeft, niet alleen uit de Joden (Juda), maar ook uit de heidenen, gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal nietmijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. En het zal geschieden ter plaatse waar tot hen gezegd was: gij zijt mijn volk niet, daar zullen zij genoemd worden: zonen van de levende God.”
Vergelijk dit ook met Romeinen 8:29 en 11:2. God heeft zijn volk dat Hij van tevoren gekend heeft niet verstoten. Met andere woorden, de uitverkiezing tot eeuwig leven, van mensen die God van tevoren gekend heeft buiten zijn volk Israël, vinden we niet in de Schrift. De mensen die God van tevoren gekend heeft vormen zijn volk Israël.
God wil dat zij allemaal gered worden. Ze zijn niet uitverkoren tot het eeuwige leven maar tot dienstbaarheid om Gods lof te verkondigen. Dit was het doel van hun uitverkiezing. Om het eeuwige leven te beërven moesten zij de Zoon van God aannemen en in Hem geloven als hun persoonlijke Verlosser en Zaligmaker.